© Copyright Arteveldehogeschool 2022
BronnenZorgt voor spanning in de wang, drukt de wang tegen de tanden; trekt de mondhoek lichtjes naar opzij.
Trekt de mondhoek naar boven; vormt mee de neus-lipplooi.
Trekt de bovenlip naar opzij en omhoog (= glimlach).
Trekt de mondhoek naar opzij en omhoog (= glimlach).
Trekt onderlip en mondhoek naar beneden. Vormt bij samentrekken plooien in de hals.
Trekt de mondhoek naar opzij.
Drukt de neusopening dicht.
Trekt de neusvleugel open; opent het neusgat.
Trekt de wenkbrauw en het voorhoofd op. Vormt bij samentrekken rimpels op het voorhoofd.
Beweegt de onderlip naar boven en naar voor (=pruillip); vormt bij samentrekken kuiltjes in de kin.
Trekt de onderlip naar beneden en opzij.
Trekt de mondhoek naar beneden en opzij.
Trekt de bovenlip naar boven; vormt mee de neus-lipplooi.
Trekt de bovenlip en neusvleugels naar boven; verruimt de neusopening.
Trekt de binnenzijde van de wenkbrauw naar beneden (= fronsen).
Trekt het middendeel van de wenkbrauw naar het midden en naar beneden toe (= fronsen).
Sluit het oog; opent het traanzakje.
Sluit de lippen; beweegt de boven- en onderlip naar voor (= tuiten).